In de ochtend is het nat, natter, natst. Langzaam maar zeker komt het ware louterende kampeergevoel over me. Soppend, koud tot op het bot, langzaam opwarmen zodat je het bloed weer voelt stromen, te weinig eten zodat je maag eindelijk eens rammelt, vies worden tot de haren aan elkaar klonteren, afspoelen in een koud meer, weer in de kleffe kleren. Ik begrijp dat dit niet ieder geciviliseerd mens aantrekt, maar voor mij is dit wel de topping van een goede vakantie. We rijden weg van het mooie groene natte donkere Avalanche en stoppen bij McDonald Lake, waar nu het water de mist raakt en de countouren van de bergen amper te zien zijn, de zon komt door, de wolken in het water reflecteren.
Dan zeggen we Glacier National Park gedag en rijden zuid door een bosgebied dat grenst aan Swan en Seeley Lakes. In Swan Lake (town), naast de kerk zien we een bank, en gras. Stoppen, alle natte spullen uitspreiden, ontbijten en weer verder. In Deer Lodge stoppen we voor een lunch pauze bij de 4B's. Een goede keuze, met een serveerster die ons toevertrouwt dat we de meatloaf, hoewel aangeprezen op de kaart, niet moeten nemen. De nieuwe kok kan 'm niet maken. Later rijden we door een vallei die bijna Nederlands netjes verzorgd aandoet. Er zijn zelfs fietspaden in Twin Bridges en speed limits van 25 miles. En dan, plotseling, komen we door een stadje met oude bruine houten huizen, Nevada City.
Nevada en het aanpalende Virginia City zijn groot geworden, exponentioneel gegroeid, na de vondst van goud in Alder Gulch. We leren in het Hangman's museum over grootste gebeurtenis destijds, het ophangen van 5 "roadmen" door de zogenaamde Vigilants, zelfbenoemde politie, want met de goudzoekers kwamen ook de boeven.
's Avonds eten we een kommetje minestronesoep en gaan we slapen, nu eens niet in de tent, maar in deze authentieke pioneer cabin:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten