dinsdag 31 augustus 2010

Ingonish

Vandaag zakken we af van Dingwall naar Ingonish, aan de oostkant van het national park. Onderweg wandelen we een deel van de Coastal trail, een wandelpad langs de kust, en komen uit bij Black Brook Beach. Ik had al ergens gelezen dat dit een populair strand was, en nu zie ik ook waarom. Het is geen strand voor families met kleine kinderen, maar het is een strand voor mensen die ervan houden om murw gebeukt te worden door de golven. Ze staan zo'n 20 meter van de kust af en laten zich keer op keer omverwerpen en rondtuimelen. Van een afstand ziet het er dramatisch uit; we zijn blij als we na iedere golf de hoofdjes weer boven zien komen. Maar als we er zelf tussen staan blijkt het gevoel om niet meer te weten waar links of rechts en onder of boven zijn verslavend. De ene golf is niet de andere, en het wachten is steeds op die hele hoge, die precies op jouw hoofd omslaat. We slepen ons met moeite uit de zee, om verder te gaan naar de eindbestemming, de Driftwood Lodge in Ingonish.

Het is wennen, met z'n zessen in een kleine cabin. De diverse onderdelen van de lodge zijn enerzijds in staat van ontbinding en anderzijds in staat van ontwikkeling, maar de cabin heeft alles, inclusief een fraai uitzicht en als we het trapje afdalen, een eigen strand in een rustige baai.


De volgende ochtend spotten A & opa een Alle Alle, ofwel Dovekie, die graag onder water kijkt.

We wandelen de Middle Head trail en zien Cape Smokey, op de tweede werf van North Ingonish vangen Jakob en opa twee makrelen en krijgen er nog twee bij van een andere visser die iedere dag een emmer vol vist. 's Avonds smoren we ze op het vuur aan het strand. Een paar andere gasten van de lodge zitten verspreid om het vuur, een paar Canadezen uit andere delen van Canada en een Italiaan die in New Jersey bezig is te promoveren op oceanografie.

maandag 30 augustus 2010

My friends chowder en lobster


Deze ochtend waait het en de dikke zwarte vliegen laten het voor gezien. Na de ochtendduik is het tijd om de benen te strekken. Er zijn een aantal kleinere wandelingen in de buurt die we allemaal aflopen, zoals de wandeling tussen de sugar maples, die in een beschermde valei een ongekende leeftijd en hoogte kunnen bereiken, of de wandeling naar Lone Shieling, een replica van een oude schaapshut, zoals die gebouwd was door de eerste settlers in dit gebied.


De Chute Beulach Ban heeft woeste naam maar is eigenlijk nogal tam en weinig spectaculair. Op de weg komen we langs Arts North, een winkel van boven tot onder vol met mooie spullen. We kunnen nog net voorkomen (hoe moeten we alles naar Nederland krijgen?) dat we niet met een urn, keukenshort en aardenwerken schaal in de auto stappen. Aan het einde van de dag gaan we in het dorpje Neil's Harbor, waar de andere Coop - naast die in Cheticamp - op het eiland staat, om een hap te eten in het Chowder House. Dit is de eettent waar we al een jaar van dromen: op een plek waar de golven tegen de stenen slaan staat een oude houten keet met tafels met plastic kleedjes. Op zo'n plek waar alles nog simpel is, en ook de deepfryer nog niet geintroduceerd is, verschalk ik mijn eerste chowder, en ook nog een lobster.


zondag 29 augustus 2010

Vissen


In Nova Scotia zijn veel vuurtorens, en ze staan op de raarste plekken. Zoals op het hek voor de kerk. Je kunt ook overal zelfgemaakte vuurtorentjes kopen. Opa en oma Duitsland slapen in een cabin die eruit ziet als een vuurtoren. Wij kamperen nog steeds. Het weer is nog steeds mooi, de nachten worden wat kouder zo aan het einde van augustus, maar met slaapzak red ik de -10. Bovendien liggen we met z'n vieren in ons tentje als haringen in een ton. De camping ligt afgelegen, en kijkt uit op Aspy Bay. Als we naar beneden afdalen komen we bij een mooi stuk strand. We springen 's ochtends meteen in het water van de Atlantische oceaan, waarvan we verwachten dat het koud zou zijn maar dat nog steeds verbazingwekkend warm is. We rennen ook weer hard uit het water als we ontdekt worden door enorme zwarte horzelige vliegen.

In de middag gaan Jakob en opa D. vissen. Hoewel A. een jaar geleden manmoedig een snoek aan de haak sloeg, heeft het echte vis-enthousiasme een generatie overgeslagen. A. wandelt liever met de rest naar White Point. Omdat we vrezen dat Rebecca van alles aan de haak slaat behalve een vis, slepen we haar - tegen haar wil overigens - mee op de wandeling.

White point is een stuk rotsig land dat uitsteekt in de zee, met aan het eind twee kleine eilandjes. Er is een gedenkplaats voor de 'Unknown Sailor' en er zijn inhammen met kleine afgeschermde stukjes cobble beach. Beneden op een zo'n strandje is een jongeman bezig een rij te maken van allemaal ronde stenen die geleidelijk in grootte afnemen, en fotografeert het resultaat. Beneden aangekomen zien we dat mensen met een hoop liefde en geduld al sinds jaar en dag geprobeerd hebben op de raarste plekjes stenen neer te zetten; Ach lieve God, denk ik, kijk nu aan. De mens is zo slecht toch niet?

Terug in de haven, blijkt er een vis gevangen te zijn; helaas nog niet door Jakob. 's Avonds belandt vis aan een vork, en wordt boven het vuur gegrild. Deze makreel, hoewel een voortijdige dood gestorven, is niet ongezien gebleven.

zaterdag 28 augustus 2010

Zomaar een beetje zodiakken

Deze dag hadden we een gewaagde afspraak. We zouden opa en oma Duitsland ontmoeten aan het uiterste uiteinde van de Harbour Road in Pleasant Bay. Maar pas tussen 5 en 7. Het was een mooie dag, het water rustig en wat konden we in Pleasant Bay, aan de Northhumberland Strait, beter doen dan walvissen kijken?

In Pleasant Bay zijn vier bedrijfjes in keiharde concurrentie met elkaar. Van links naar rechts op de foto: Limbo Cove whale excursions, Captain Mark's, Fiddlin' whale tours, Wesley' whale watch. We sluiten de beste deal met Wesley; zelfde prijs als de anderen, maar dan met 25% korting en zonder GST. En dat alles in een zodiac. Weet u niet wat een zodiac is? Ik wist het ook niet totdat ik erin stapte.

Mijn hele leven lang vermijd ik pretparken. Toen ik 13, of 14, was, ben ik tijdens een zgn. tienertoer in zo'n groot schip terechtgekomen (was het De Valkenier? Of een ander park met als doelgroep 12 of jonger?). Ik dacht 'ingeklemd tussen zoveel mensen moet het wel gaan'. Maar met je angst ben je altijd alleen. Ik was witgroen en de mensen tegenover me vroegen bezorgd of het ging. Gelukkig zijn de genen sterk en gaat ook de oudste spruit in een grote boog om pretparken heen. De jongste baart me soms zorgen.

Een zodiac is een rubberboot met 2 dikke motoren aan de achterkant. Een zodiac gaat recht tegen de golven in, zo scheef omhoog en klapt dan naar beneden, soms wel een paar meter. Er is geen reling, en geen ontsnappen. Mijn echtgenoot wist precies wat een zodiac was. Hij kende mij en ook al mijn angsten erg goed. Toen de motoren aanbrulden, keek ik hem boos aan. Tegelijk begreep ik waarom we alleen met vaders en kinderen in de boot zaten, en alle andere moeders op een bankje hun gezinnen vrolijk uitzwaaiden. Wanhopig dwong ik mezelf tot concentratie op de statistische kanten van de zaak, en schatte dat mijn kansen op overleven behoorlijk goed moesten zijn. De kapitein verwende onze andere angsthaas, spruit 1, met de beste plek op de zodiac, de voorplecht. Die gaat het meest omhoog en klapt het verst naar beneden. Spruit 1 wist niet hoe hij moest kijken maar besloot om alles op alles te zetten. Ik was trots op hem en we keken elkaar begripvol aan.

Maar na een kwartiertje heen en weer hotsen en botsen wende het gek genoeg. En ineens bevonden we ons ook middenin een groep van zo'n 25-30 pilot whales. We zagen ze spuiten, hoorden het puffende geluid om ons heen, en zagen ze opduiken en weer onder, soms met de karakteristieke staartvin 'dag' wuivend. Moeilijk te beschrijven, maar wel bijzonder. Mijn echtgenoot was vergeven.

Op de terugweg nog een zeehond en voor we het wisten was het 5 uur. Maar, geen opa en oma op de afgesproken plek. Om 7.15 reden we toch maar door naar onze volgende bestemming, de andere kant van Cape Breton Highlands, naar Aspy Bay en de Atlantische oceaan. En wie kwamen eraan toen we net de auto uit stapten om in te checken bij de Hideaway Campground?

vrijdag 27 augustus 2010

Skyline trail

Hier staan we op Presqu'Île, een bijna eilandje net ten noorden van Cheticamp en wachten op de doorbraak van de zon. Er was een heldere dag voorspeld, ideaal voor de Skyline Trail, maar de weergoden zijn weerbarstig en laten zich niets opleggen, noch door Erwin Krol noch door Weather Canada.

Maar ach, droog zouden we wel blijven, de laaghangende wolken zouden wel verdampen en als niet, ach ja, dan hadden we in ieder geval de benen gestrekt. Bovendien heeft wandelen in de mist, net als kamperen in de regen, ook zo z'n charmes (volgens sommigen).

Het pakt goed uit: boven aangekomen, kunnen we goed om ons heen kijken en we zien dan wel niet die tientallen walvissen die andere bezoekers blijken te zien, maar wij spotten dan weer een Northern Harrier.

De meerderheid van de benen heeft er zin in en we maken de lange loop; niet terug dezelfde weg maar een beetje een blik op hoe het er verder op de hooglanden van Cape Breton uit kan zien. De keus is een gelukkige, want de kleuren zijn mooi, het weer is warm en de wolken grijs.

Op de terugweg passeren we La Bloque, waar we blijven om inukshuks te bouwen tot het donker is.

En La Bloque heet waarschijnlijk zo vanwege het grote "blok" waarop je de zee in kunt lopen.

donderdag 26 augustus 2010

Rug hooking capital of the world

Het waait en het regent. We ontbijten in de kitchen shelter. De kitchen shelter is hier in Cape Breton Highlands National Park niet slechts een dak op poten, zoals soms het geval is, maar een echt huis met muren, een aanrecht, electriciteit, banken en een houtkachel. Bovendien kunnen we vanuit de shelter mooi naar het park visitor center rennen, waar we volstrekt legitiem een tijd kunnen rondhangen om, zoals dat heet, "informatie in te winnen". Veel te vergaren is er echter niet, want er zijn in Cheticamp, de enige plaats hier, precies twee opties voor een slecht-weer-dag: het hooked rugs museum en het Mi-Careme museum. Er is verder een Coop en een drogist. We bekijken de park dia-show (10 minuten), die sinds de jaren 80 van de vorige eeuw niet vernieuwd is, klappen diverse boeken open in de boekshop en besluiten dan om eerst maar een bezoek te brengen aan de drogist voor nieuwe tandpasta. Nadat we ook de Coop van binnen bekeken hebben, waait en regent het nog steeds. Tijd voor de hooked rugs, we zijn immers in de Rug Hooking Capital of the World. Een uurtje later zijn de wolken nog steeds niet leeg. We stappen in de auto voor een klein tochtje om de omgeving te verkennen. Wie weet klaart het op en dan kunnen we nog een wandelingetje maken? Het wandelingetje wordt kort, en het water blijft met bakken uit de hemel vallen. Juist tijdens deze dagen bereikt het kampeergevoel ware dieptes, en we zijn inmiddels klaar om dit te aanvaarden. We werpen het vuur aan in de kitchen shelter, bekijken alle vakantiefoto's, spelen fluit, spelen schaak, lezen een boekje, oefenen de spellingsregels voor -d, -t en -dt, spelen kaart, koken, eten, wassen af, poetsen tanden, lezen verhaaltjes voor tot het tijd is om te gaan slapen.

woensdag 25 augustus 2010

Naar Nova Scotia

Op de boot van Woodland (PEI) naar Caribou (NS) waait het hard. R. heeft een slecht humeur en doet haar uiterste best om de wind te overgillen, maar het lukt niet echt. Binnen, op de boot, is live muziek, dus daar maakt ze ook geen kans. Aangekomen in Nova Scotia zijn de gemoederen bedaard en zien we veel bos en bordjes in Gaelic. Een stukje ten zuidwesten van Baddeck komen we op de Cabot Trail, die we westwaarts rijden richting Cheticamp, en Cape Breton Highlands National Park. De avond en zonsondergang zijn wonderschoon, maar voor de volgende dag is wild weer voorspeld, met windstoten en regen. We hadden nog het plan om naar de back-country campsite in Fishing Cove te wandelen maar dat wordt ons uit het hoofd gepraat want de kans is te groot dat we in het water geblazen worden.

maandag 23 augustus 2010

Struinen in de duinen

In haar kleinschaligheid, relatieve mens-dichtbevolktheid en boom-dunbevolktheid is PEI (Prince Edward Island) een bijzonder on-Canadese provincie. Bovendien zijn er duinen en hoeven we niet bang te zijn voor beren, slangen of wolven. Het is eigenlijk Nederland zonder rode baksteen, met meer aardappels, Engels als voertaal en zonder Geert Wilders. Alles is vredig, het zonnetje schijnt, A. loopt hard op zijn bijna blote voeten, en we pakken in alle rust de auto uit en dan weer in. PEI National Park is verdeeld in drie stukken kust: Cavendish, Stanhope en Greenwich. We beginnen met Greenwich via de Dune Shore Trail: open land met wilde bloemen, dan donker naaldbos overgaand in loofbos en richting duinen en zee lopen we over een zoetwatermeer langs bossen lisdodden en wuivend gras.


De volgende dag wandelen we kilometers langs Stanhope Beach ...


en gaan richting Cavendish, maar stoppen al eerder bij het vissersdorpje North Rustico voor lobster, shrimps, scallops en haddock, op de lobster na allemaal deep deep fried. In de haven van North Rustico spotten we de zwarte eend. Net op tijd zijn we terug voor een interpretatief programma onder de veelbelovende naam Rum & Spirits, verhalen bij het kampvuur over drooglegging - PEI was de laatste provincie waar de drooglegging afgeschaft werd - en bijgeloof. Het idee is dat de rillingen ons koud over de rug gaan lopen bij het horen van deze verhalen waarin toevalligheid toch bijna geen toevalligheid meer kan zijn, dat de haren recht overeind gaan staan en we ongemakkelijk om ons heen gaan kijken bij ieder zuchtje wind of krakend takje. Maar bij deze verhalen vermoedt zelfs J. (die doorgaans minder dan niets nodig heeft om de fantasie tot hoge hoogtes op te zwepen) niets anders tussen hemel en aarde dan hemel en aarde. De volgende ochtend schijnt het zonnetje weer, en pakken we de boel weer uit, in en op en bereiden we ons voor op de tocht naar Nova Scotia.

zondag 22 augustus 2010

Zoekt en gij zult vinden

Om 10 uur staan we paraat op Callanders Beach voor een interpretatief programma over de Mi'kmaq indianen. Interpreter Mary-Lyn blijkt een echte Mi'kmaq prinses te zijn, en vertelt bevlogen over haar stam, haar greatgreatgrandfather die de laatste chief was, de matriachale samenleving en haar visioenen. De bewijsvoerig is vanuit hedendaags wetenschappelijk oogpunt interessant: De eerste keer toen ze haar visioen openbaar maakte, kwamen er drie egels aangewandeld, een teken dat dit visioen waar en bijzonder belangrijk is.

In de wigwam, tussen allerlei dierenvellen, maken we onze vriendschapsketting met een kraaltje voor iedere huidskleur - geel, wit, zwart, rood - en blauw voor lucht en water, blank voor de aarde. In het midden krijg ik een schildpad, die de aarde op haar rug draagt, en de rest een wolf. 's Middags vissen we met netjes in de lagoon, een stuk brak ondiep water, van de zee gescheiden door een landstrook, om het waterleven te onderzoeken: rock crabs die gaan slapen als je ze op de kop houdt,


hermit crabs die altijd maar weer een lege schelp zoeken om in te wonen

en moon snails die met hun tongen gaten in andere schelpen boren.


Maar de vondst van de dag is wel A.'s bril, op de bodem van de lagoon, een pootje nog uit het zand omhoog stekend.


Met alle brillen weer op de neuzen verlaten we aan het einde van de dag Kouchibouguac en rijden over de Confederation Bridge de volgende provincie in, Prince Edward Island. We zetten de tent op bij Stanhope Beach, en vallen in slaap bij het geluid van de continu aanrollende golven.

zaterdag 21 augustus 2010

Zee!


De eerste duik in zee sinds jaren! En overal interpreters, die graag van alles over hun national park willen delen. We zien een great blue heron, en veel cormorants, en horen vertellen over de ciccades die jaren onder de grond zitten - soms tot 17 jaar - en American eel. We zien mensen met schepjes en emmertjes en leren later dat je voor 4 dollar per dag 100 clams mag diggen. Het klinkt aanlokkelijk tot we ons realiseren dat A. alle 400 clams die wij met z'n vieren diggen moet opeten.


's Middags zien we onze eerste vos, rennend langs de poppenkast waarin net de zandkorrels Smokey en Mr. Quartz gillend door de wind worden weggeblazen tot in het marram grass.

Mr. Quartz houdt er een zwarte levensvisie op na waarin ieder voor zichzelf vecht, maar de moraal van het verhaal is dat iedereen elkaar helpt. Het gras houdt het duin bij elkaar, het zand huisvest de eitjes van de beschermde piping plover, etcetera. Die laatste heeft het trouwens echt moeilijk want wereldwijd zijn er nog 500 stuks over en een deel daarvan bouwt z'n nestje graag in het zand van Kouchibouguac, waar interpreters kleine kooitjes om ieder nestje bouwen zodat de vossen het nestje niet leegroven. Als de avond valt lopen we de Bogtrail, met bloeddorstige muggen en de vleesetende pitcher plant.

vrijdag 20 augustus 2010

Nat-en-droog-land

Via Mont Joli, Bathurst, en Miramichi rijden we naar de kust van de aanpalende provincie, New Brunswick. Tijdens de reis verandert het weer. Bij Miramichi stroomt de regen terwijl we een zwaar overprijsde minuscule Boston Pizza eten - mijn eerste en laatste - en we rijden onder een regenboog door Kouchibouguac (koesjieboezjwak 'river of the long tides' vanwege de langzame getijdenwisseling) binnen.


In het ene dorp praten ze hier Engels, in de volgende een Frans koeterwaals. Plaatsen heten hier bijvoorbeeld St. Louis de Kent. Dit is de enige provincie in Canada die grondwettelijk bepaald tweetalig is en de huizen dragen hier vaak een Acadische ster. Bij de ingang van Kouchibouguac krijgen we twee zakken in de hand gedrukt, een groene en een blauwe, de eerste voor nat afval en de tweede voor droog afval. Hier worden de eerste stappen richting afvalscheiding gezet. We zijn nog net op tijd om bij twee oude heren in hun schuurtje een bundel hout te halen. Voor 10 dollarcent kopen we een zelfgemaakt aansteekblokje erbij.

woensdag 18 augustus 2010

En dan ... kaboem

Via de 138 rijden we door de dorpjes aan de St. Lawrence River. Bloemenperkjes, plantenbakken, kerken en boulangeries. Hier in Quebec zijn dorpjes ook meer dorpjes in de Europese zin, en geen trailerparken zoals in Alberta, maar de bewegwijzering is beroerd en we rijden op intuitie naar Old Quebec.

In het donker vinden we onze camping municipale in Beauport. De volgende ochtend doen we een poging om de Chute van Montmorency te bekijken, maar bij het draaien op de parkeerplaats voelen en horen we een klap. Platte band. J & R vinden dit een prima programmapunt, in tegenstelling tot hun vader.

Als later in Quebec de tijdelijke band voor een echte verwisseld wordt, zien we onze eerste zwarte eekhoorn, bewandelen we de stadsmuur en de Plains of Abraham. Alles draait hier om de strijd tussen de Fransen en Engelsen, en het ontstaan van Canada. Laat in de middag rijden we verder naar de volgende camping municipale in Riviere du Loup.

dinsdag 17 augustus 2010

De weg naar verlichting

De ochtend is voor Ile St. Helene, en Parc Jean Drapeau. Expo 67 was in Montreal, en geplaatst op dit eilandje en het omringende gebied. Helaas is nu niet veel meer van deze grote hit terug te vinden. Zwemmend in het het aquatic complex zien we bij ieder baantje naar het noorden de Biosphere. Het Habitat complex passeren we op weg naar de Mont Royal. In de middag gaan we, op deze berg, op zoek naar het grote witte kruis, dat in theorie makkelijk te vinden zou moeten zijn. Desondanks raken we volledig de weg kwijt. Dwalend door het bos komen we andere zoekenden tegen, ook ontspoord. Terug op het brede pad vertelt een meisje ons, nadat ze de dopjes van haar Ipod uit de oren gehaald heeft, dat het kruis net om de hoek is. En inderdaad:

Later beklimmen de trappen op van het Oratoire St Joseph. De middentrap is voor pelgrims die op hun knieen naar boven dienen te gaan; een beetje flauw dat deze van hout is, en niet van steen, zoals de andere trappen. Deze middag neemt niemand de middentrap. Boven aangekomen heeft R. een afspraak met Jezus.

In de basiliek dalen we af en lezen hoe Broeder Andre geld heeft ingezameld om dit alles te bouwen, en deze bedevaartsplaats een aanzien te geven.

Broeder Andre's sterfbed staat in een nis. Ertegenover prijkt de glazen pot waarin zijn hart, rood verlicht, op sterk water staat. Ik doe mijn best om de praktijk van de reliekaanbidding uit te leggen aan de kinderen, maar mis inlevingsvermogen. 's Avonds op de Place des Arts is er ook rood licht en water en een trap waar we op zitten om te kijken naar het samenspel van licht en water, en naar twee mannen die - op de stenen ondergrond - op hun hoofd rondtollen, en we hoeven niets uit te leggen.


maandag 16 augustus 2010

Op rolletjes

Op de rubberen wieltjes van de Montreaalse metro rollen we naar de grote witte olifant van Montreal, het olympisch stadion. De spelen waren in 1976. Het stadion was klaar in 1987. Er waren stakingen, er was brand en er viel een stuk toren naar beneden. En nu moet het ding tot in de eeuwigheid blijven staan, want afbreken is te duur.


We gaan niet met de lift omhoog, niet zozeer vanwege angst voor de stabiliteit van deze witte olifant, maar meer vanwege laaghangende bewolking, en wandelen door naar de Botanische tuinen. We krijgen de indruk dat in Montreal niet alles op rolletjes loopt: het Biodome en het Insectarium zijn al maanden dicht vanwege mot op de werkvloer. Maar de tuinen zijn tevreden stemmend, met name de Japanse Zen of mineraaltuin bestaande uit alleen stenen, die in een asymmetrisch en gebalanceerd gerangschikt zijn, en verbonden door nauwkeurig geharkte patronen.

We mijmeren in de theetuin. We bewonderen bonsaibomen die eeuwenlang met liefde verzorgd zijn, en verwijlen bij bloeiende en uitgebloeide lotusbloemen, luisteren naar het water en het ruisende gras. We doorkruisen het arboretum en rennen naar de metro om nog net het laatste uurtje op de markt van Jean Talon mee te pakken.

Het is hier Little Italy, waar de achtertuinen worden bevolkt door enorme pompoenen en waslijnen met 20 paar zwarte sokken en 10 paar lange onderbroeken. De waslijnen rollen hier trouwens goed, met goed gesmeerde katrollen. 's Avonds eten bij Napoletana. De wijn mogen we zelf meenemen, en wordt bij de overbuurman gehaald.