maandag 23 februari 2009

Calciet

Laatst vroeg een Nederlandse collega aan mij of we hier al lentegevoelens hadden. Nou ja, laat me zeggen, een beetje, zoveel als dat bij -35 °C en sneeuwstormen mogelijk is, een heel klein beetje dus, een licht versleten lentegevoelatoompje. Want het is hier steeds nog een beetje koud. En steeds nog zitten wij binnen achter de kachel, en is deze week zelfs op woensdagochtend de wintersport gestaakt vanwege het arctische winden en wuiven. En wat doet men als men niet naar buiten kan? Men kijkt naar binnen, bezint zich, rustig, alles overwegend, ver achteroverleunend op het goedkope Ik-zij stoeltje, tot het kraakt, en kijkt, en kijkt, naar een transiënte zelf in het vensterglas, over het winterplaatje, waarin de wintervogelbikkels met ijzeren vrolijkheid fluiten, heen geprojecteerd, translucent, een wolkje mens. En wat zit achter de façade van glasneus, luchtoog, sneeuwepitheel en krulhaarlicht?

Daar zit geen onsterfelijke ziel, mijn vrienden, maar ook niet het gapende niets, vacuor mundi, daar zit calciet, tot tubes en torens uitgegroeide mechaniek van het bestaan. En het staat niet stil, het vermolmt niet langzaam, zo als ik mij dat vaak voorstel, het groeit en broeit (en knoeit?) zoals je kunt zien aan de linker enkel. Daar is activiteit, volgens de deskundigen wordt daar gewerkt aan correctie, reparatie, rehabilitatie. Nijverig als de bijtjes brommen bot en kraakbeen zonder opdracht op hoge toeren. Toch, als je mij vraagt, is dat slechts schijn, ook weer façade. Want als oud-Hobbesianers en amateurmonisten hebben wij nooit verwacht dat het in het somokosmos anders aan toe zou gaan dan in het demokosmos: grootse plannen, gepimpte woorden, toxische kredieten, zinnloze vergaderingen, phantoomgroei, autocirculaire drukte, drukte drukte, en later is al het mooie geld weg, de wereld futschikado en de enkel blijft stijf en pijnlijk.

Toch aan de andere kant, als je even stilstaat bij je beenderen, bijvoorbeeld op het moment dat je je aan je skistok opduwt nadat je bij de poging drie heuveltjes achterelkaar op langlauf-ski te overmeesteren door wonderbaarlijk krachtige krachten op je achterste geslingerd bent, als je dan even denkt dat ze al 40 jaren lang jouw weefsel rondslepen, zonder al te veel gezeur en zonder te weten waar naartoe en waarom, en nu ook deze knal als zovele andere weer zonder kras overstaan hebben, dan denk je soms even, in een flikkering, dat het toch een wonder is, dat dit kan, dat zo'n conglomeraat van meer cellen dan de US-beeluit-dollars langer dan 5 milliseconden, of zelfs decennia lang zich aan elkaar kan vastklampen om, om, — zich nu weer aan de skistok op te duwen, met behulp van hefboom, triangulaire calculaties, de haartjes in de cochlea, en een portie élan fatal, — als in een droom, en nog eens de drie heuveltjes af te donderen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten